3M 23 November 1895. beide vleugels. Langs de zijde van het Begijnhof kon wel een gedeelte verkocht worden. Spreker zou derhalve gaarne willen vernemen, of dit punt bij burgemeester en wethouders eenige overweging heeft uitgemaakt en of het tei'rein, met het oog op zijne bestemming, door dien verkoop zoo zeer in waarde zou verminderen. De heer Bloemarts het woord gevraagd hebbende naar aanleiding der beschouwingen omtrent de bouwver ordening wenscht te verklarendat de bepalingen dier verordening eene behoorlijke bebouwing der zijvleugels geenszins in den weg staan. De verordening bepaalt in het algemeendat een pand slechts voor 2/3 gedeelte mag bebouwd wordendoch in bijzondere gevallen, zooals b.v. bij hoekhuizen kan hiervan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend. Een dusdanig bijzonder geval zou geacht kunnen worden thans aan wezig te zijn. Spreker heeft gemeend een en ander in het midden te moeten brengen, opdat verkeerde oordeel vellingen omtrent de bouwverordening buiten het debat zouden blijven, hoewel het voorstel van burgemeester en wethouders overigens geheel zijne goedkeuring kan weg dragen. De heer Reigersman, releveerende het door den heer Sassen gesprokene, waar deze bezwaar maakt om voor het in orde brengen der zijvleugels een bedrag van /"2COO,te bestemmen en hetgeen bij anderen wellicht invloed zou kunnen uitoefenen op de uit te brengen stem, wenscht te doen opmerken, dat de afbraak van het oude rechtsgebouw voor de gemeente een voordeel heeft opge leverd van ongeveer f 1500,zoodat, na aftrek daarvan, de kosten voor de gemeente op slechts f 1100,zullen komen te staan. Met het oog op de verfraaiing, welke hiermede tot stand zal worden gebracht, is spreker van oordeel, dat die geringe uitgaaf geene bezwaren meer kan opleveren. De heer Sassen, repliceerendena de ontvangen inlich tingen van den heer Bloemarts, waarvoor spreker zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 344