346
23 November 1895.
De heer Rombouts is van oordeel, nu de amotie van
het oude rechtsgebouw eenmaal heeft plaats gehad met
het doel, om het daardoor vrijkomend terrein te bestem
men tot verfraaiing van het Valkenberg, dat de Raad
tegenover het nageslacht niet zou verantwoord zijn, wan
neer hij thans een gedeelte daarvan zou vervreemden. Ter
wille van de kleine uitgaaf, welke thans voor het behoorlijk
in orde brengen van het terrein gevorderd wordt, zou
spreker een dusdanig besluit ten zeerste betreuren.
De heer Lijdsman zegt, mede naar aanleiding van hetgeen
door den heer Bloemarts omtrent de bouwverordening
is in het midden gebracht, dat niets belet om een klein
gedeelte van het terrein aan het Begijnhof te verkoopen,
hoewel spreker vermoedt, dat de opbrengst niet groot
zou zijn.
De heer Heijlaerts, gehoord de discussiën, is van
meening, dat eene goedkeuring van het voorstel van bur
gemeester en wethouders, om het geheele terrein aan het
Valkenberg toe te voegen, ook tevens eene goedkeuring
dei' beplanting in zich sluit. Spreker vreest echter, dat
door een gedeeltelijken verkoop de beplanting van het
overige gedeelte niet goed meer tot zijn recht zou komen.
De heer Sassen wil, ter geruststelling van den heer
Vreede, verklaren, dat hij evenzeer de verfraaiing in het
oog wenscht te houden, 't Geldt slechts de vraag, hoe
breed de ingang zal zijn. Langs de zijde van de Bouwe
rijstraat zou evenzeer veel tot verfraaiing van het Valken
berg kunnen worden bijgedragen. Spreker hoopt, dat de
tijd van voorspoed voor de gemeente spoedig moge aan
breken doch niets belet om in dit geval de financiën dei-
gemeente in het oog te houden.
De heer Van Hal wenscht te constateerendat elk lid
van den Raad naar zijne beste overtuiging de ünancieele
belangen der gemeente behartigt en dat vele nuttige zaken
nog op uitvoering wachten, doch in dit geval kanspreker