34 26 Jamuari 1895. derwijzeres aan de eerste openbare school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs alhierop grond dat aan de benoeming, door het uitbrengen zijner stem, is medegewerkt door het raadslid den heer J. J. L. Teychiné, oom van de benoemde, waardoor, naar zijn gevoelen, gehandeld is in strijd met artikel 46 der wet van 29 Juni 1851 Staatsblad n°. 85). De voorzitter zegt, dat ten deze de Koninklijke beslis sing zal moeten afgewacht worden. Inmiddels wordt voorschreven missive aange nomen voor kennisgeving. 5. Missive van mej. P. .T, Verschuer, onderwijzeres te Zwolle, dato 10 Januari 4895, houdende mededeeling, dat zij de benoeming tot eerste onderwijzeres aan de meisjesschool te Breda gaarne aanneemt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. Missive van de gedeputeerde staten van Noord - Brabant, dato 11 Januari 1895, G, n°. 22, 2de afd., 3d" bur.daarbij te kennen gevendedat bij de doorzending van het dezerzijdsch besluit van 27 November 1894, tot verhooging van den hoofdelijken omslag, door hen de aan dacht van den minister van binnenlandsche zaken er op gevestigd is, dat in art. 3 van het heffingsbesluit, ofschoon gelijkluidend aan het tot heden vigeerende, als maatstaf van het inkomen der belastingschuldigen is aangegeven de uiterlijke staat dien dezen voeren, zonder dat het be sluit de kenteekenen aangeeft, waarnaar deze grondslag zal worden beoordeeld; dat uit hoofde van de onbestemd heid dezer regeling, die eene juiste beoordeeling van den aanslag zoowel van de zijde van de belastingschuldigen als van hun college, in hooger beroep beschikkende, in den weg staat, in de laatste jaren bij de regeering meer malen bedenkingen rezen, en ook deze minister, blijkens zijn brief van 3 Januari jl.n°. 5502, het gevoelen van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 34