23 November 1895.
351
heer "Van Dongen, wenschte spreker gaarne de verlangde
inlichtingen te ontvangen.
De heer Vam Dam is van oordeeldat een raadslid
tevens deel uitmakende van het bestuur van eenige in
stelling onbevoegd is tot het verschaffen van inlichtingen
aan eene commissie uit den Raad.
De heer Rombouts stelt voor, naar aanleiding der
conclusie van het rapport der commissie, om de begroo
ting voor de leden ter visie te leggen.
De heer Reigersman stelt voordat de commissie een
nader rapport zal uitbrengen wanneer haar de noodige
inlichtingen zullen zijn verstrekt.
De heer Bloemarts ondersteunt het voorstel van den
heer Rombouts.
De heer Sassen kan zich niet met het voorstel van
den heer Rombouts vereenigen en verklaart het voorstel
van den heer Reigersman te ondersteunen.
De heer Reigersman herhaalt zijn eenmaal gedaan
voorstel en zou in overweging willen geven de commissie
te dien einde diligent te verklaren.
De heer Van Dam verklaart, dat hij eene dergelijke
opdracht niet zal accepteeren. De taak der commissie is
door de indiening van het rapporthetwelk thans een
punt van behandeling uitmaaktgeheel ten einde ge
bracht. Worden de stukken ter visie gelegddan blijft
hierdoor de beslissing omtrent het rapport opgeschort tot
eene volgende vergadering.
De heer Bloemarts zegt, dat het onderzoek der be
grooting tot de competentie van den Raad behoort, die
de stukken ter fine van rapport stelt in handen eener
commissie. A priori wil spreker wel aannemen, dat
sommige posten toelichting vorderen, doch nu de mee
ningen daaromtrent in den boezem der commissie ver-