352 23 November 1895. deeld zijnis het noodzakelijkdat de stukken ter visie worden gelegdopdat de Raad zelf zou kunnen oordeelen. De heer Reigersman stelt volkomen vertrouwen in het rapport der commissie. Het ter visie leggen van de stukken kan in dit geval geene andere beteekenis hebben dan de leden van den Raad in de gelegenheid te stellen om te zien, dat er niets te zien is. En dit blijkt reeds uit het rapport der commissie. Spreker handhaaft derhalve zijn hiervoor genoemd voorstel. Het voorstel van den heer Rombouts, om de stukken ter visie te leggenwordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 9 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren Teyciiiné, Verschraage, IngenHousz, Vreede, Van Dam, Bloemarts, Rombouts, Oukoop en Heijlaerts. Tegen waren de heeren Van Aken, Scheltus, Sassen, Lijdsman, Mathon, Van Hal en Reigersman. De voorzitter en de heer Van Dongen beiden lid van het college van regenten van het oude-mannenhuis, hebben zich van medestemmen onthouden. De heer Scheltus zou, naar aanleiding van den uitslag dezer stemming, gaarne wenschen te vernemen, wat er gebeuren zalwanneer de stukken ter visie hebben gelegen. Dan wordt de conclusie van het rapport dei- commissie van onderzoek in stemming gebracht, antwoordt de voorzitter. 3. Door den heer Mathon als centraal-rapporteur wordt verslag uitgebracht betrekkelijk het onderzoek van de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven van de gemeente Breda voor den dienst van 1896. De voorzitter dankt den heer Mathon voor het door hem uitgebrachte rapport en stelt voor de behandeling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 352