356 7 December 1895. De voorzitter vindt geen bezwaar, dit punt bij bet col lege van burgemeester en wethouders in overweging te nemen, doch meent er nog op te moeten wijzen, dat het rapport voor de leden ter visie heeft gelegen. De heer Oukoop wil gaarne toegeven, dat deze zaak vroeger minder effect sorteerde, omdat destijds de notulen werden gedrukt, nadat zij waren vastgesteld. Niemand hierover nog het woord verlangende, worden de notulen der voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld. Vervolgens stelt de voorzitter aan de orde A. Ingekomen stukken. 1. Missive in dato 1 December 1895 van den heer W. Merkelbach, berichtende, dat de benoeming tot lid van het college van regenten van het oude-mannenhuis te Breda door hem wordt aangenomen. De voorzitter stelt voor dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. Waartoe besloten wordt. 2. Missive in dato 26 November 1895 van burgemeester en wethouders der gemeente Leiden, geleidende een af druk van een door den Raad dier gemeente aan den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht adres in zake de particuliere banken van leening, met uitnoodiging aan de Regeering te doen blijken van adhaesie met de strek king van dat adres. In gemeld adres wordt gewezen op de noodzakelijkheid, dat eene wettelijke regeling tot stand kome op de banken van leening en gelijksoortige onder anderen naam optredende instellingen, welke noodzake lijkheid in hoofdzaak zijn grond vindt in de overweging, dat het houden van een bank van leening of van een huis van verkoop met recht van wederinkoop een be drijf, dat tot vele misbruiken aanleiding geeft uit een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 356