7 December 1895.
361
achter dezen post het woord „onzèker". Overigens is
de begrooting zoodanig gespecificeerd, dat ze aan spreker
duidelijk genoeg voorkomt, zoodat hij geen bezwaar heeft
tegen de goedkeuring.
De heer Bloemarts wenscht, naar aanleiding der op
merking van den heer Scheltus te verklarendat het
geenszins in zijne bedoeling ligtdat de commissie de
inlichtingenwelke zij denkt noodig te hebbenpersoon
lijk gaat inwinnen. Verder wil spreker gaarne erkennen,
dat een ieder zich niet altijd direct thuis gevoelt in eene
begrooting. De gemeente-begrooting was voor spreker
een gesloten boektoen hij haar voor 't eerst zag. Doch
dan ligt de oorzaak der onduidelijkheid niet aan de be
grooting zelvemaar aan de mindere ervaring van den
persoondie haar bestudeeren wil. Vermits door de
commissie gevraagd wordt eene toelichting op de onvoor
ziene ontvangsten en uitgavenwelke posten niet te
ramen zijn, zou spreker den maatregel, om de begrooting
terug te zendentegenover het betrokken bestuur niet
gemotiveerd achten.
De heer Mathon begrijpt het standpunt niet, dat de
heer Bloemarts inneemt. In de vorige vergadering heeft
de vice-president der betrokken instelling zich bereid
verklaard tot het geven van inlichtingen en waarom zou
de Raad nu moeten zeggen„we willen die inlichtingen
niet". Bij de gemeente-begrooting is het juist de memorie
van toelichting, die haar duidelijk doet zijn. Spreker
ziet in het vragen van de noodige inlichtingendie het
college van regenten bereid is te gevenvolstrekt geen
daadtegen dat bestuur gericht. De commissie kan geen
advies geven tot goedkeuring eener begrooting, welke zij
niet bij machte is om te beoordeelen.
De heer IngenHousz is het eens met het gesprokene
door de heeren Bloemarts en Rombouts. Eene memorie
van toelichting op de gemeente-begrooting isvolgens
sprekerniet te vergelijken met de inlichtingenwelke