366 7 December 1895. Volgnummer 58, hoofdstuk I, art. 8«. Jaarwedde van den commissaris van politie. In eene sectie werd voorgesteld om reeds op deze be grooting het traktement van den commissaris van politie te brengen op een bedrag, gelijk aan dat hetwelk die ambtenaar in andere plaatsen van gelijk belang als onze gemeente geniet. !n eene andere sectie was men algemeen van gevoelen, dat de wedde van een commissaris van politie, ad 4400, te laag is, in aanmerking genomen de uitbreiding der stad en de vele en dikwijls gewichtige werkzaamheden aan die betrekking verbonden. Men was van oordeeldat die wedde moet worden gesteld op ƒ4800, A n t w o o r d. Met genoegen is de algemeene wensch bespeurd, om aan de betrekking van commissaris van politie eene hoogere wedde te verbindendochin verband met het bepaalde in de tweede zinsnede van artikel 191 der gemeentewet wordt in overweging gegeven de regeling dier verhooging tot later aan te houden. Inmiddels worden ter kennisneming hierbij overgelegd eene reeks van brieven, vermeldende de wedde van den commissaris van politie in andere gemeenten, ongeveer van gelijk belang als Breda. De voorzitterdit antwoord nader toelichtendezegt dat volgens artikel 491 der gemeentewet de bezoldiging van den commissaris van politie wordt geregeld door de koningin, den raad en de gedeputeerde staten gehoord. De heer IngenHousz zou er geen bezwaar in vinden de jaarwedden toch reeds tot een hooger bedrag op de begrooting te brengen en gedeputeerde staten met het verlangen van den raad in kennis te stellen. Spreker acht zulks bij de thans bestaande vacature ten zeerste gewenscht, omdat dit ongetwijfeld aanleiding zal geven, dat zich meerdere geschikte sollicitanten zullen voordoen, die zich thans door het geringe salaris laten terughouden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 366