7 December 1895.
375
Gaarne zal het oog erop gehouden wordenom al zulke
verbeteringen aan te brengen, als samengaan met den
aard dier inrichting.
De voorzitter zegt, dat van de badplaats aanvankelijk
een goed succes, is verkregen. Blijven deze gunstige resul
taten bestaan, dan zal niets worden nagelaten, om de
inrichting zoo doelmatig mogelijk te doen zijn.
De heer Scheltus verklaart met genoegen te hebben
vernomen, dat het voornemen bestaat, om den allerpri-
mitiefsten toestand, waarin de badplaats verkeert, op te
heffen, doch het doet spreker leed, dat burgemeester en
wethouders daarmede nog een jaar willen wachten.
Spreker schetst den bestaanden toestand en wijst er op
dat de bezoekers, na zich gereinigd te hebben, weder een
gedeelte door het zand moeten loopen, alvorens zich te
kunnen kleeden. Ook de gelegenheid voor kleine dief
stallen is er niet ontnomen. De tijd is er thans zegt
spreker om daarin verbetering te brengen en juist het
groot gebruikin den afgeloopen zomer van de badplaats
gemaakt, heeft de behoefte daaraan genoegzaam aange
toond. Spreker geeft mitsdien in overweging, voor die
noodzakelijke verbeteringen de noodige som op de begrooting
uit te trekken.
De voorzitter zegt, dat de badplaats aan ééne zijde nog
kan verbreed worden en ook wel maatregelen kunnen
genomen worden tot het veiliger opbergen van kleeding-
stukken, maar daar er gevaar bestaat voor aanslibbing
van grond uit de rivier „de Bovenmark"er wellicht
andere maatregelen zullen noodzakelijk zijn.
Zou de badplaats dan zoo ondiep worden, dat ze geheel
onbruikbaar wordt, vraagt de heer Scheltus.
We zullen daartoe den winter moeten afwachten en
daarna een nader onderzoek behooren in te stellen
antwoordt de voorzitter.