376 7 December 1895. De heer Ouivoor zegt, dat de heer Scheltus zich vergist, waar hij meent, dat de bezoekers na hunne reiniging in het zand moeten loopen. Er ligt een klein steenen voetpad, zegt spreker. Dit is dan zeker aangebracht, nadat de badplaats reeds eenigen tijd voor het publiek geopend was, zegt de heer Scheltus. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend. De post wordt daarna goedgekeurd. Volgnummer 87, hoofdstuk III, art. 5a. Onderhoud, van de boterbal. In eene sectie was men het algemeen eensdat deze post moet verhoogd worden. De boterbal verkeert in een treurigen toestand. Met het oog vooral er opdat boter zulk een teer levensmiddel is, is het noodzakelijk dat de boterhal zoo zuiver mogelijk wordt gehouden. Thans lijkt het soms wel een stal. A n t w o o r d. Niets zal worden nagelaten wat strekken kan ter be vordering van de zindelijkheid en reinheid in de boterhal. Doeltreffende maatregelen zijn reeds in bespreking gebracht. Dit punt wordt niet besproken en de betrokken post goedgekeurd. Volgnummer 88, hoofdstuk III, art. Gd. Het vernieuwen van de helft der Tceibestratincj van het Kasteelplein. In dezelfde sectie werd de vraag gedaanof deze ge deeltelijke vernieuwing van de bestrating geen lapwerk zal zijn, vooral met het oog erop, dat het hier een plein in het midden der stad betreft. Antwoord. De bestrating van het Kasteelplein heeft eene oppervlakte van 2225 M1. De bedoeling is de helft van de lengte,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 376