300 7 December 1895. leiding kunnen geven, dat de gemeente na verloop van korten tijd weer zou moeten overgaan tot vergrooting eener kostelooze school. Spreker is van meeningdat reeds spoedig zal blijken, dat burgemeester en wethouders met hun voorstel, den verkeerden weg bewandelen en zal derhalve tegen dat voorstel stemmen. Nog eene enkele opmerking wenscht spreker te maken naar aanleiding der berekeningen, in de memorie van beantwoording voorkomende. Spreker is van oordeel, dat dejaarlijksche uitgaven aan bezoldigingen van het onderwijzend personeel, bij stichting eener nieuwe school, 500,te hoog zijn geraamd. Men kan evengoed de zesklassige school van den heer Clerx tot maatstaf nemen, alwaar de jaar wedden der onderwijzers ruim f 500,minder bedragen. De voorzitter zegt, dat thans de meeste behoefte bestaat aan plaatsing op eene tusschenschool. Geenszins, zegt spreker, mogen de bezoldigingen van het personeel aan de school van den heer Clerx tot maatstaf worden ge nomen omdat deze is eene kostelooze schoolwaar alzoo geen bijzonder vakonderwijs wordt verstrekt. De heer Sassen zal nimmer zijne stem geven aan het maken eener twaalfklassige school, waardoor eene acht- klassige, die puik is, wordt opgeofferd. De heer Bloemarts zegt, dat niemand zal ontkennen, dat de kwestie, welke den Raad thans bezig houdt, zoo direct op te lossen is. Spreker is het eens met den heer Sassen, dat de stichting eener nieuwe tusschenschool, ook met het oog op de toekomst, het meest verkieselijk was. Nadat de onderwijskwestie bij de schoolcommissie was aanhangig gemaakt, is gebleken, dat de meeste be hoefte bestaat aan plaatsing op de tusschenscholen. 't Is een feit, zegt spreker dat, uit een paedagogisch oogpunt beschouwd, eene twaalfklassige school niet goed is en spreker vreest op dit punt geen tegenspraak. Een ander bezwaar tegen de voorgenomen verbouwing is, dat een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 390