392 7 December 1895. aan de geopperde bezwaren tegen de voorgenomen verbouwing wordt tegemoet gekomen. De lieer Vreede verklaart, dat hij met het meeste genoegen de beschouwingen van den vorigen spreker heeft gehoord en gaarne zijne adhaesie aan een desbe treffend voorstel schenken zal. De heer Reigersman zegt, dat het betrokken onder werp door hem met den districts-schoolopziener besproken is. We zullen eene verkeerde zuinigheid betrachten door eene achtklassige school tot eene twaalfklassige te declineeren, in plaats van te verheffen, zegt spreker. Gaarne had spreker een flink voorstel van den heer Bloemarts gezien, want van eene twaalfklassige school wordt door hem geen heil verwacht. Bovendien zal de tijd leeren, dat dezelfde behoefte, die zich thans bij de tusschenscholen voordoetzich ook spoedig bij andere scholen zal doen kennen en waar gaan we dan heen vraagt spreker. Lettende op de belangen, die hierbij betrokken zijn, hoopt spreker, dat de heer Bloemarts een voorstel zal doen tot stichting eener geheel nieuwe school. De heer Rombouts verklaart te zijn een groot voor stander van onderwijs en een niet minder groot voor stander van goed onderwijs. Toch zal hijna het aan gevoerde door de beide vorige sprekersstemmen tegen een eventueel voorstel van den heer Bloemarts en vóór het voorstel van burgemeester en wethouders. Ook hij is te rade gegaan bij autoriteiten op onderwijsgebied en mannen van en in het vak. Bij alles staat plichtbesef van de betrokken personen op den voorgrondzonder dat deugt nietsen dan behoeft eene twaalfklassige school niet minder goed te zijn dan eene van acht klassen of minder. Bestond de school zooals in zijne jeugdtoen alle klassen in één lokaal vereenigd waren dan zou een getal van 600 kinderen te veel zijn om de gewenschte orde te kunnen bewaren. Doch nuzooals thans elke klasse als het ware eene school op zichzelve vormtkan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 392