7 December 1895.
393
'het onderwijs niet geschaad worden en krijgt bij het
stelsel, door burgemeester en wethouders voorgesteld,
juist het hoofd meerdere gelegenheid tot de in alles zoo
zeer gewenschte controle. Daarenboven is eene halfjaar-
lijksche aanneming een niet gering te schatten voordeel.
Spreker zal dus stemmen vóór het voorstel van burge
meester en wethoudersomdat daardoor het onderwijs
geen schade zal lijden en de gemeente een jaarlijksch voor
deel van plus minus f '2 700,— zal genieten.
De heer Reigersman zegt, dat het groote bezwaar eener
twaalfklassige school hierin bestaat, dat het hoofd der
school de verrichtingen der verschillende onderwijzers niet
genoegzaam kan beoordeelen. Men kan het hoofd dei-
school als directeur laten optreden, doch wanneer men in
aanmerking neemt, dat zijne zorgen zich dan uitstrekken
tot twaalf klassen met een getal van ongeveer 600 leer
lingen, dan kan het hoofd onmogelijk voor een geregelden
en goeden gang van het onderwijs waken.
De voorzitter doet den vorigen spreker opmerken dat
het hoofd der schoolwanneer deze als directeur is aan
gesteld zelf geene klasse te' onderwijzen heeftzooals dit
bij eene zes- of achtklassige school wel het geval isen
dat juist daardoor hij beter dan anders in de gelegenheid
is voor den goeden gang van het onderwijs zorg te dragen.
De heer Bloemarts dankt de heeren Vreede en Rei
gersman voor den toegezegden steun. Spreker wijst er
op, dat de invloed van het hoofd der school op de onder
wijzers veel regelmatiger is bij eene zes- en achtklassige
school dan bij eene twaalfklassige. Ook kan het hoofd
bij een getal van 600 leerlingen geene voeling genoeg
houden met de kinderen en hunne ouders. Men zoekt
bij het onderwijs nog altijd eenige opvoedende kracht,
doch daarover wil spreker niet verder disputeerenin
dachtig de spreuk »de gustibus non est disputandutn".
Alleen wenscht spreker te releveeren, dat bij het ontstaan
der wet in 1878 eene school van 400 leerlingen als