400 21 December 1805. a. in dato 5 December 1895, G, n". 155, waarbij de aanslag van J. F. Potters wordt gehandhaafd b. in dato 5 December 1895, G, n°. 155, waarbij de aanslag van S. de Jong wordt gehandhaafd c. in dato 5 December 1895Gn°. 136waarbij de aanslag van A. A.. F. Lanzing wordt teruggebracht van ƒ109,20 op ƒ72,565, berekend naar een ver moedelijk inkomen van ƒ3755,41 d. in dato 12 December 1895G, n°. 109, waarbij de aanslag van Wed. C. Bouwens wordt gehandhaafd; e. in dato 12 December 1895Gn°. 108waarbij de aanslag van M. Fievet wordt gehandhaafd in dato 12 December 1895, G, n°. 108, waarbij de aanslag van A. van Steen wordt teruggebracht van 35,70 op ƒ25,20, berekend naar een vermoedelijk inkomen van ƒ1500, g. in dato 12 December 1895, G, n°. 109, waarbij de aanslag van F. E. M. Ots wordt teruggebracht van ƒ56,70 op ƒ35,70, berekend naar een vermoedelijk inkomen van ƒ2000,en h. in dato 12 December 1895, G, n°. 108, waarbij de aanslag van C. J. van Wees wordt gehandhaafd. De voorzitter stelt voor deze beschikkingen voor ken nisgeving aan te nemen envoor zooveel noodigter uit voering te verzenden naar burgemeester en wethouders. De heer Reigersman naar aanleiding der beslissing van Gedeputeerde Staten in zake den aanslag van den heer Lanzing het woord gevraagd en verkregen hebbende, wil gaarne toegeven dat noch in het heffingsbesluit, noch in de verordening op de invordering sprake is naar welk tijdstip het vermoedelijk inkomen der belastingschuldigen moet worden berekenddoch spreker oordeeltdat zulks onnoodig isaangezien de belasting ingaat met 1 Januari van elk dienstjaar en dus dat tijdstip als maatstaf moet gelden waarnaar het inkomen der belastingschuldigen moet worden geregeld. Aangezien Gedeputeerde Staten dit evenwel niet schijnen te begrijpenacht spreker het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 400