21 December 1895. «hoeve van het lossen en laden van goederen op »het stations-emplacement van den staatsspoorweg «en mogen geene wagens of locomotieven op het «tramspoor stil blijven staan. Dit berijden mag «niet plaats hebben dan op de uren daartoe door «burgemeester en wethouders der gemeente aange- «wezen en met inachtneming van de daarbij door «hen te geven voorschriften «2°. de stationneerende treinen, zoowel van de Zuider- «Stoomtramweg-Maatschappij als van de Zuid-Neder- «landsche Stoomtramweg-Maatschappijmoeten 32 »M. uit het midden van het stationsgebouw van «den staatsspoorweg verwijderd blijven; «3°. voor de te rooien 2 stuks iepeboomen moet, voordat «daarmede wordt aangevangen, ten kantore en «tegen kwitantie van den gemeente-ontvanger te y>Bredaworden betaald eene som van vijfendertig «gulden «4°. de toegangshekken naar het emplacement van den «staatsspoorweg mogen niet meer dan 1,5 M. «op den Stationsweg uitspringen «5°. de voor het leggen der tramsporen op te breken «bestratingen moeten deugdelijk worden bijgewerkt *»en mogen voor rails niet anders dan groef- of «vignola-rails met contra-rails gebezigd worden; «6°. 'de werken moeten worden uitgevoerd en onderhou- «den onder toezicht van burgemeester en wethouders «of den daarmede, vanwege de gemeente, te be- «lasten ambtenaar." 2. Adres van M. J. Schoenmakers, wonende te Breda in koop verzoekende een stuk gemeentegrond langs de openbare straat „de Kloosterlaan" in deze gemeente, ter grootte van ongeveer 4 are 54 centiaren. De voorzitter zegt, dat ook in dat gedeelte der ge meente de bouwlust schijnt toe te nemen, hetgeen spreker een gunstig teeken acht en geeft in overwegingom

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 414