26 Januari 1895. 53 »Bij missive van burgemeester en wethouders van 7 «Januari ji.n°. 31, werd in handen van de bouwcommissie «gesteld, om daaromtrent te dienen van bericht en raad, «het door den heer ingenieur Schotel aan den gemeente- Draad uitgebracht rapportbetreffende het ongeval aan de «ontijzerings-inrichting te Dorst. De commissie mag niet ontveinzendat het haar wen- «schelijker ware voorgekomen, indien advies ware gevraagd Daan de waterleidings-commissie, voor welke toch, als van «den beginne af van nabij met de bijzonderheden van het «werk bekend en derhalve ten deze meer bevoegdde »taak eene veel minder bezwaarlijke zoude geweest zijn. »Intusschen, de bouwcommissie aarzelde niet de haar «opgedragen taak te aanvaarden, en stelde zij zich in de »eerste plaats de alles beheerschende vraag: aan welke «oorzaken het ongeval moet worden toegeschreven. Tot «haar leedwezen moet zij verklaren, het daaromtrent door «den heer Schotel gerapporteerde, niet te kunnen onder- «schrijven. «Uit het door de commissie ingesteld onderzoek bleek «toch: 1°. «dat volgens de eenstemmige verklaring, aan het «personeel geene voldoende inlichtingen en wenken gegeven «zijn, om, ingeval van verstopping van den cokestoren als «anderszins, afdoende te kunnen optreden; 2°. «dat het storten der cokes niet steeds onder toe- «zicht en zelfs des avonds met behulp van een lantaarn «plaats had, en 3°. «dat bij de inspectie, na het ongeval, bevonden «werd, dat zich niet alleen eene groote hoeveelheid kleine «stukjes cokes, maar ook zand en slib in de onderste «lagen der cokes had verzameld en op de cementplaten «neergezet. «Met de bloote mededeeling sub 1 en 2 vermeent de «commissie te kunnen volstaan, maar bij de sub 3 ver- melde mag niet worden uit het oog verlorendat dit «mogelijk een gevolg kan zijn van het sub 2 aangevoerde, «of wel veroorzaakt door het niet voldoende doorspoelen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 53