54 26 Januari 1895. »van eene grootere hoeveelheid water als tol verwijdering »van de fijne cokesdeeltjes enz. noodzakelijk was. «Daar het in de gegeven omstandigheden niet kon uit- blij ven, of het ongeval zou zich op het een of ander «tijdstip toch hebben voorgedaan, zoo komt het de com- missie onverklaarbaar voor, dat toen bij het bezoek op «7 December de muren der inrichting nat werden bevonden, «en de directeur mededeelde, dat den vorigen dag ver- «stopping was geconstateerd, de heer Schotel niet on smiddellijk een onderzoek instelde, en vertrok zonder «maatregelen genomen of de noodige orders gegeven te «hebben. «De thans gemaakte werken, als het aanbrengen van wekkerbuizenhet aanleggen van kanalen (in den vorm »van lagen steen op zijn kant, afgedekt met platte lagen), «alsook de beklamping der binnenmuren, oordeelt de com- missie alle als noodzakelijk gebleken veranderingen aan «de inrichting te kunnen beschouwen, en dienen derhalve «de hierdoor veroorzaakte kosten, geheel voor rekening «der gemeente te worden gebracht; niet echter alzoo de «kosten van herstellen der muren en daardoor noodig «geworden verankeringen; deze toch vermeent de com- Dmissie als een gevolg van het ongeval te moeten beschouwen, «en mag in billijkheid de daardoor veroorzaakte schade «niet door de gemeente worden geleden. «Voor een degelijk herstel der inrichting had de com- missie het zeer gewenscht geoordeeld, dat bij het. in orde «brengen, de muur aan de zuidzijde tot aan de scheuren swas uitgebroken, waardoor het geheel een hechter verband »zou hebben verkregen. «De commissie heeft gemeend in geene verdere bijzon- derheden te moeten treden, en acht zich met vorenstaande «inlichtingen aan het einde van de haar opgedragen taak. «Ofschoon zij, met het oog op de mindere bekendheid op »het gebied der ontijzerings-inrichtingen daaromtrent nog «geene voldoende zekerheid heeft verkregen, vertrouwt zij, «dat door de genomen maatregelen de kansen van her- «haling van het ongeval tot een minimum zijn leruggc-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 54