26 Tanuari 1895. 57 wat spreker voor den arbeid te weinig noemt. Op de bovenontwikkelde gronden eindigt spreker wordt door hem een voorstel ervan gemaakt, om enkel het tarief van aanplakking vast te stellen. De voorzitter doet opmerken, dat wanneer een recht geheven wordt, er ook eene verordening van invordering moet bestaan. Aan het doen stempelen der biljetten door den commissaris van politie gaat de voorzitter voort is dit oogmerk verbonden dat geen slechte dingen worden aangeplakt en men weet wat er aangeplakt wordt. Daar aan paart zich nu de geldelijke regeling van het onder werp. De heer Bloemarts vraagt, of ook vroeger de biljet ten, alvorens te worden aangeplakt, door den commissaris van politie werden ingezien? Dit geschiedde antwoordde de voorzitterdoor den commissaris van politie in het algemeen en in bijzondere gevallen, of wanneer het stukken in vreemde taal gold, door den burgemeester. De heer Bloemarts kan niet ontveinzen dat door hem het bezwaar van den heer Scheltus wel eenigszins ge deeld wordt, zonder een voorstel te willen doen tot ver eenvoudiging der administratie. Maar er zou zegt spreker b. v. een recu bij de overgifte der biljetten kunnen gegeven worden. De aanplakker zegt de voorzitterkrijgt een re gister met stok. De heer Scheltus vraagt, of het dan niet mogelijk is enkel een tarief voor het aanplakken vast te stellen en dit tarief aan het publiek mede te deelen Waarom toch zegt spreker noodeloos de administratie te verzwaren. De voorzitter antwoordt, dat het hier eene belasting geldt en deze hare wettelijke eischen heeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 57