60
26 Januari 1895.
De heer Sassen herinnert, dat ook bij de begrooting
1894 het onderwerp besproken is.
Het komt den heer Rombouts voor, dat als de ge
meente een aanplakker aanstelt, het publiek ook moet
gevrijwaard zijn voor misbruiken. De gemeente zelve
moet den aanplakker kunnen controleeren. Is dat vroeger
niet geschied, dan is dat eene fout geweest. De vast
stelling van een tarief is noodig.
De voorzitter geeft, naar aanleiding van de door den
heer Scheltus ingebrachte bedenking omtrent het loon
van den aanplakker, andermaal in overweging aan dezen
toe te kennen 40 in plaats van 25 van de opbrengst
der belasting; daarbij voegende, dat de korting voor
pensioen in de toekomst den beambte zal ten goede
komen.
De heer Sassen vraagt hoeveel hij nu geniet?
Waarop de voorzitter antwoordtf 100.naar hij zegt.
Het voorstel des voorzitters wordt nadien
goedgekeurd.
Daarna brengt de voorzitter de beide voorbedoelde
verordeningen in stemming, waarvan de uitslag is dat zij
worden aangenomen met 11 tegen 5 stemmen.
Vóór waren de heeren: Van Aken, Bloemarts, Van
Hal, Van Dongen, IngenHousz, Oukoop, Sassen,
Lijdsman, Rombouts, Heijlaerts en de voorzitter.
Tegen waren de heeren: Teychiné, Verschraage,
Vreede, Scheltus en Reigersman.
De genoemde verordeningen luiden als volgt:
VERORDENING tot heffing van een recht voor
openbare aankondigingen in de ge
meente Breda.
Artikel 1.
Er wordt een recht geheven wegens het doen van aan-