2 Maart 1895. 79 en meent dat het verbinden van eenige restrictie aan de gevraagde vergunning noodig is. De heer Bloemarts zegt dat de Raad hem wel begrijpen zal, wanneer hij zijne verwondering te kennen geeft, dat de heer wethouder Roiibouts alsnog zoodanig voorstel doet. Het gaat niet aan dergelijke voorwaarden aan de vergunning te verbinden, daar het lean voorkomen, dat de benoemde, ook tijdens de lesuren, eens zal moeten afwezig zijn. Allen kennen den heer Hoekstra en weten hoedanig hij zijn ambt van rector waarneemt, maar nu moet niet de eene betrekking in zoo'n kleingeestig ver band met de andere worden gebracht. En daar spreker zich overtuigd houdt, dat de heer Hoekstra niet het be lang van het gymnasium aan de betrekking van arrondisse- ments-schoolopziener zal opofferen, wenscht hij geen voor waarden te stellen. De voorzitter vraagt of de heer Rombouts stemming verlangt over het door hem voorgesteld amandement. De heer Rombouts antwoordt bevestigend, doch maakt alsnog opmerkzaam op de bepaling bij de voorwaarde ge steld, dat in buitengewone omstandigheden, onder goed keuring van burgemeester en wethouders, daarvan kan worden afgeweken. De heer Reigersman herinnert, dat de heer Hoekstra als schoolopziener een eed heeft af te leggenen betoogt dat daarmede het stellen van voorwaarden geheel in strijd is. Inderdaad - zegt spreker zou het moeielijk zijn voor den heer Hoekstra den vereischten eed te doen. Nu eenmaal de benoeming geschied is gaat het niet aan eenige restrictie te makenen spreker zou het beneden de waardigheid van den Raad achtenom van den heer Hoekstra de vervulling van de voorgestelde voorwaarden te vorderen. Den heer Bloemarts bevreemdt het, dat het aan de scherpzinnigheid van den heer Rombouts ontgaat, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1895 | | pagina 79