82
2 Maart 1895.
11. Wordt gelezen de volgende missive van burge
meester en wethouders van den 28. Februari 1895,
n°. 183:
«Door den burgemeester is aan de torenwachters F.
«Frishert en C. W. van der Steenstraten, wier
«diensten niet verder noodig zijn, eervol ontslag verleend,
«in te gaan 1 April 1895.
«Met het oog op art. 34 der verordening tot regeling
«van de pensioenen der gemeente-ambtenaren en bedienden
«te Breda, hebben wij de eer (J voor te stellen, aan de
«voormelde beambten ieder toe te kennen een wachtgeld
«van f 150,per jaar, welk wachtgeld, overeenkomstig
«de bestaande bepalingenniet langer wordt genoten dan
«gedurende vier jaren en dat gedurende de twee laatste
«jaren slechts twee-derde van de som bedraagt, waarop
sliet aanvankelijk was vastgesteld.»
De voorzitter licht dit onderwerp toe en zegt, dat het
wachtgeld ophoudt, wanneer de belanghebbenden weder
in gemeentelijken dienst geplaatst worden.
De voorzitter vraagtof iemand der leden alsnog ten deze
het woord verlangt.
Dit niet het geval zijnde, stelt de voorzitter
voor aan de eervol ontslagen torenwachters F.
Frishert en C. W. van der Steenstraten
ieder een wachtgeld toe te kennen van f 150 per
jaar, en zulks voor den tijd en op den voet als
is aangeduid in het voorstel van burgemeester en
wethouders, waartoe besloten wordt.
B. Verslagen.
Door den heer Scheltus wordt, namens het bestuur
van het pensioenfonds van de gemeente-ambtenaren en
bedienden te Breda het volgend rapport uitgebracht:
«Onder dagteekening van 23 Februari 1895, N°. '175,
«werden door burgemeester en wethouders in onze handen
«gesteld de bescheiden betreffende de aanvraag om pen-