2 April 1895.
99
hebben. Spreker wil alhier geen afwijking van de alge-
meene eischen om toegelaten te worden tot de hoogere
burgerschool, en zulks vooral niet ter wille van hen die
van elders komen. Bovendien is het hier niet de vraag:
Is de hoogere burgerschool de pépinière van de Academie
De heer Sassen acht zich verplicht aan het gesprokene
door den heer Van Dam iets toe te voegen. Spreker erkent
gaarne dat de heer Reigersman met tact diens motie
verdedigd heeft, maar één zaak betreurt spreker, dat de
heer Reigersman zijn onderzoek niet verder uitgestrekt
heeft. De uitkomsten van toelating vergelijkende met
andere hoogere burgerscholen, dan blijkt het, en wel uit
het jongste rijksverslag, dat die uitkomsten voor Breda
zeer gunstig zijn. O. a. werden in Den-Haag in 1893 aan
de rijks hoogere burgerschool van de 90 adspiranten 50
afgewezen en hier slechts enkele. Overal elders waren
die uitkomsten minder gunstig dan in Breda. En zoo is
het eveneens met de overgangs-examens.
De heer Reigersman meent dat het aangevoerde door
den heer Sassen niets bewijst tegen sprekers gevoelen.
Wanneer men toch de poorten der H. B. S. wijd open zet,
dan zal er van zelf meer rijp en onrijp zich aanmelden.
Het onrijp wordt dan afgewezen en dat kan veel zijn.
Hier integendeel moet men goed beslagen zijn en bedreven
in stel- en meetkunde, dat eenerzijds terughoudt en ander
zijds doet reusseeren. Wordt eenmaal de eisch voor het
toelatings-examen alhier gelijk aan dien van andere hoogere
burgerscholen, dan zal ook de H. B. S. te Breda meer haar
doel bereiken.
De heer Heijlaerts zou het met de heeren Van Dam
en Sassen bejammerenals stel- en meetkunde van de
andere vakken werden losgemaakt. Zij zijn de sleutel
voor de wetenschappenvoor natuurkundescheikunde
en verdere positieve wetenschappen. Komt nu een jong-
mensch aan de hoogere burgerschooldie de elementaire
kennis van stel- en meetkunde mistdan zal hij van