100 7 Maart 1896. ken ongeschiktheid niet definitief benoemd wordt, de door hem gestorte gelden terug te geven. De heer Reigersman zegt, dat hem nog niet erg duidelijk is, wat er gebeuren zal, wanneer een tijdelijk ambtenaar, na bekomen eervol ontslag, later weer in den dienst der gemeente terugkeert. Zal die vorige diensttijd voor de berekening van het pensioen medetellen en zal aan den ambtenaar de gelegenheid worden gegeven de pensioens bijdrage over zijn vorigen diensttijd bij te storten, vraagt spreker. De voorzitter is van meening, dat dergelijke gevallen slechts hoogst zelden zullen voorkomen. De heer Reigersman repliceerende, haalt als voorbeeld aan de onlangs opgeheven betrekking van torenwachter. Waren deze ambtenaren van eene tijdelijke aanstelling voorzien geweest, dan zou hun de gelegenheid ontnomen zijn, om bij herplaatsing in den dienst der gemeente, hun vorigen dienst tijd voor de pensioensberekening te doen gelden. Spreker vindt hierin aanleiding tot het voorstel, om aan het onder- werpelijke artikel toe te voegen de volgende zinsnede »Mocht die ambtenaar later in den dienst der gemeente »terugkeerendan zal zijn vroegere diensttijd bij de bere- »kening van het te bekomen pensioen in rekening worden gebracht, mits door hem de bijdragen over zijnen volbrach ten diensttijd worden bijgestort bij de aanvaarding zijner Miieuwe betrekking". De heer Teychiné vraagt, ot de tijdelijke ambtenaren ver plicht zijn aan het pensioenfonds deel te nemen. Voor ambtenaren, aangesteld na het in werking treden dezer verordening, mits voorkomende op den staat, bedoeld in art. 2, is dienaangaande geen onderscheid gemaakt, zegt de voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 100