102 7 Maart 1896. Jaarlijks met den eersten Januari treedt een der leden af. De aftredende is dadelijk weder verkiesbaar. Het lot bepaalt den tijd, waarop ieder lid overeenkomstig de voorlaatste zinsnede aftreedt. Die ter vervulling eener buiten den gewonen tijd van aftreding opengevallen plaats benoemd is, treedt af op het tijdstip, waarop degeen, dien hij vervangt, moest aftreden. De voorzitter zegt, dat het wenschelijk is voorgekomen, om de commissiethans bestaande uit 3 ledenvoortaan uit 5 leden samen te stellen. Waarna het artikel wordt goedgekeurd. Art. 30. De leden der commissie kiezen uit hun midden een voor zitter voor den tijd van twee jaren. De voorzitter heeft eene beslissende stem. Het is zeker de bedoeling, om aan den voorzitter bij het staken der stemmen eene beslissende stem toe te kennen vraagt de heer Van Dam. De laatste zinsnede wordt hierop vervangen door de vol gende: »De voorzitter heeft bij het staken der stemmen »eene beslissende stem." Waarna het betrokken artikel wordt goedgekeurd. Art. 31. De gemeente-ontvanger vervult de betrekking van secre taris-penningmeester bij het bestuur van het pensioenfonds en heeft eene raadgevende stem. Hij legt aan de commissie een staat over van de volgens art. 28 ingehouden kortingen binnen de eerste veertien dagen van elk vierendeel jaars.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 102