7 Maart 1896. 103 Hij stort de ingehouden en ontvangen gelden in de kas van het pensioenfonds, binnen den tijd door de commissie te bepalen. Deze bepaling is van toepassing op bestuurders van onder geschikte inrichtingen, door wier tusschenkomst wedden of belooningenaan de korting onderworpenworden betaald. Art. 32. De secretaris-penningmeester wordt door de commissie met het.doen van uitbetalingen belast. De gemeenteraad bepaalt, op voordracht der commissie, het bedrag van den borgtocht, door den secretaris-penning meester te stellen, en de som voor bureaukosten door hem te genieten. Art. 33. De commissie geeft de gevraagde inlichtingen aan den gemeenteraad en aan het college van burgemeester en wet houders. Zij is van haren kant bevoegd de noodige berichten en adviezen van al de aan het gemeentebestuur ondergeschikte ambtenaren te vragen. Art. 34. De commissie onderzoekt alle aanvragen om pensioenwelke haar tot dat einde door burgemeester en wethouders, zoo spoedig mogelijk, worden ingezonden. Zij brengt een bere deneerd advies uit omtrent het al dan niet verleenen van pensioen en omtrent het bedrag daarvan. Art. 35. De uitbetaling der pensioenen geschiedt op bevelschrift dooi den voorzitter en een van de leden der commissie onder teekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 103