7 Maart 1890.
105
Bijzondere bepalingen.
Art. 38.
Aan ambtenaren, die bij eene nieuwe regeling van den
dienst of bij opheffing hunner betrekking buiten bediening-
geraken zal door den raad uit stadskas een wachtgeld worden
verleend tot zoodanig bedrag als de omstandigheden eischen.
Dat wachtgeld wordt niet langer genoten dan gedurende
vier jaren. Het bedraagt gedurende de laatste twee jaren
twee .derde van de som, waarop het aanvankelijk was vast
gesteld. Het vervalt met het vijfde jaar, behoudens het
recht van den niet herplaatsten ambtenaar op pensioen
inmiddels verkregen.
De voorzitter stelt voor, om het woord «stadskas" te
doen vervangen door «gemeentekas".
De heer Bloemarts geeft in overweging, om de slotzin-
snede te lezen: «behoudens het inmiddels verkregen recht
op pensioen van den niet herplaatsten ambtenaar.
Met inachtneming van vorenstaande wijzigingen
wordt het betrokken artikel goedgekeurd.
Art. 39.
Deze verordening treedt in werking den lstcn April 1896.
Wordt zonder bedenking goedgekeurd.
Overgangsbepalingen.
Art. 40.
Voor ambtenaren en bedienden, die op het tijdstip van
het in werking treden dezer verordening in vasten dienst
der gemeente zijn en bijdragen aan het gemeentelijk pen
sioenfonds krachtens de door den raad der gemeente Breda