10
4 Januari 1896.
Alinea 4 zal luiden: i>Aan de aangestelde leuihoudcrs
zal toegekend worden een gulden vijf en twintig cent voor
de eerste twee uren en verder vijf en twintig cent per uur
te rekenen van het derde uur nadat zij zijn gealarmeerd".
In alinea 5 worden de woorden -»twee guldenvervangen
door Dvijf gulden".
De voorzitter zegt, dat het voorstel berust op hetgeen
de ondervinding geleerd heeft, in verband met de omstandigheid,
dat uit de nieuwe regeling geene grootere uitgaven voor de
gemeente, zullen voortspruiten. Spreker vraagt of de raad
bereid is het voorstel in behandeling te nemen.
De heer van Dam wenscht te vernemen, of het voorstel van
het college van brandmeesters een punt van bespreking bij
burgemeester en wethouders heeft uitgemaakt. Zoo ja, dan
zou spreker gaarne met het gevoelen van dat college in
kennis worden gesteld, doch in het tegenovergestelde geval
zou hij in overweging willen geven, om het voorstel te ver
zenden naar burgemeester en wethouders ter fine van
prae-advies.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het betrokken voor
stel door burgemeester en wethouders in bespreking is
genomen, doch tot geene bezwaren aanleiding heeft gegeven.
Het komt den heer van Dam voor, dat deze zaak niet zoo
gemakkelijk in eens is uit te maken. Er is ook personeel
noodig bij eventueele redding van personen en goederen,
zoodat men het personeel niet te veel mag beperken.
De voorzitter zegt, dat er een afzonderlijk reddings-
personeel bestaat, hetwelk echter onveranderd wordt behouden.
De heer Reigersman vindt evenzeer bezwaar tegen de
voorgestelde wijziging. De reorganisatie der brandweer is
nog te kort in werking, om reeds thans een dergelijken