21 Maakt 1896.
Art. 7.
Het overige personeel wordt, den directeur gehoord, door
de commissie benoemd, geschorst en ontslagen. Ook regelt
de commissie het aantal en de wedde of belooning van dat
personeel.
Art. 8.
De ambtenaren en het overige personeel worden ontslagen
door het college, dat hen heeft aangesteld.
Ingeval van wangedrag of nalatigheid kunnen zij door do
commissie worden geschorst.
Wanneer dit met een der in art. 6 bedoelde ambtenaren
geschiedt, geeft de commissie zoo spoedig mogelijk rekenschap
van haar besluit aan den raad, die de schorsing handhaaft
of opheft.
De commissie voorziet, naar gelang van behoefte, in de
tijdelijke waarneming eener opengevallen plaats.
Art. 9.
De commissie neemt op de door haar te bepalen tijdstip
pen, doch minstens vier malen per jaar, de boeken en kas
op van de administratiën der gasfabriek en waterleiding, ten
blijke waarvan die boeken door den voorzitter en een van
de leden der commissie worden onderteekend.
Art. 10.
-a.ii
Jaarlijks vóór den 15'lc" Maart doet de commissie aan don
gemeenteraad verslag van den toestand der gasfabriek en
hoogdrukwaterleiding over het afgeloopen jaar, en wel van
elke inrichting afzonderlijk. Zij zendt van beide genoemde
inrichtingen jaarlijks voor den lslen Augustus aan den gemeen
teraad de begrooting van ontvangsten en uitgaven voor liet
volgend jaar, eveneens van elke inrichting afzonderlijk, onder
overlegging bij elke begrooting eener memorie van toelichting.