12 4 Januari 1896. personeel te verhoogen en tevens te zorgen voor een goed geoefend korps, kan sprekers goedkeuring ten volle wegdragen. Ten aanzien der inkrimping van het personeel, is spreker overtuigd, dat het college van brandmeesters het voorstel daartoe niet zoude gedaan hebben, zonder daarvan tevefisde volle verantwoordelijkheid te aanvaarden. Spreker wenscht geen afstand te doen van zijn recht als raadslid, om de brandweer te controleeren of zich een oordeel erover te vormen, doch in dit geval, waar het geldt eene zaak van zuiver tochnischen aard, is hij van meening, dat de raad zich bij het voorstel van het college van brandmeesters behoort neer te leggen. Mocht later onverhoopt blijken, dat het personeel onvoldoende is, dan kan altijd nog tot uitbreiding ervan worden overgegaan. De voorzitter wijst er nog op, dat men bij onvoorziene gevallen altijd kan rekenen op de hulp van het garnizoen hier ter stede. Spreker stelt derhalve voor de hiervoor ge noemde wijzigingen der verordening op de brandweer goed te keuren. Zonder verdere bedenking wordt hiertoe besloten. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van artikel 1 van het besluit tot het heffen van een hoofde- lijken omslag in de gemeente Bredavastgesteld bij raadsbesluit van 27 November 4894 en goedgekeurd bij koninklijk besluit van 19 Februari 1895, n°. 13, en dat artikel te doen lezen als volgt: »Te rekenen van den eersten Januari 1895 wordt in deze «gemeente jaarlijks geheven een hoofdelijke omslag tot een «bedrag van ten hoogste tachtig duizend gulden, met eene «verhooging van uiterst vijf en twintig ten honderd voor de «aanslagen, die na de vaststelling van het primitief kohier «in den loop van het jaar tot aanvulling noodzakelijk worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 12