1.32 21 Maart 1896. op. dat dit bijzonder het geval is met de zoogenaamde Belgische of papensteen. Toen indertijd de bouwverordening moest vastgesteld worden, was aanvankelijk voor een gebouw van twee verdiepingen eene muurdikte aangegeven, gelijk staande met de afmetingen van waalsteen, welke afmetingen echter met enkele centimeters zijn verminderd, ten einde het gebruik van Belgische steen niet geheel onmogelijk te maken. Doch spreker meent, dat de gemeente hierin niet mag voorgaan, te meer, daar voor andere gebouwen, zooals de openbare scholen en het politiegebouw aan het Stations plein, ook waalsteen is gebezigd. De heer Bloemarts wenscht ook gaarne de gronden te vernemen, die de bouwcommissie er toe geleid hebben, om het maken van een plat dak aan te bevelen. Spreker meent toch. dat de ervaring leert, dat een plat dak voortdurend reparatie vordert. De heer Lijdsman zegt, dat het voorgestelde plat dak slechts eene kleine oppervlakte heeft. De bedoeling is om dit dak productief te maken voor balkon als anderszins. Spreker gelóóft niet, dat de onderhoudskosten daarvan noe menswaardig zullen zijn. De heer Sassen is van meening, dat, wanneer tot het bezigen van papensteen zou worden besloten, de buitenmuren voor de soliditeit noodwendig ais spouwmuren zullen moeten worden opgetrokken. De heer Rombouts meent, dat het al of niet maken van een plat dak huiten beslissing kan worden gelaten en men hierbij het best zal handelen overeenkomstig den wensch van den toekomstigen bewoner. Aangaande het bezigen van papensteen, is door spreker het oordeel gevraagd van den gemeente-architect en andere deskundigen en dezen hebben hem de verzekering gegevendat van die steensoort zeer goed een dicht huis kan worden gemaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 132