21 Maart 1896. 135 loven. Men moet niet vergeten, dat het Valkenberg jaar lijks veel geld kost, zooals onderhoud van gebouw, beplanting, politietoezicht, enz., maar die uitgaven moeten ook hare grenzen hebben. Wanneer inen de beplanting aanlegt vol gens plan a, dan is, meent spreker, meer dan voldoende verricht voor den hoofdingang. Spreker gevoelt zich niet gerechtigd, om mede te werken tot dergelijke belangrijke uitgaaf, als in bet voorstel is begrepen. De heer Sassen zegt, dat er veel waarheid is gelegen in hetgeen door den vorigen spreker is in het midden gebracht, doch het geldt hier de uitvoering van een post op de be grooting uitgetrokken. Bij de bouwcommissie heeft die be langrijke uitgaaf evenzeer een punt van overweging uitge maakt, maar de raad heeft het aldus gewild. En het is om die reden dat de plannen zijn ingediend, ofschoon spreker persoonlijk een tegenstander is van de te maken afsluiting. Wenscht men echter dat er iets goeds zal gemaakt worden, dan zijn de overgelegde plannen nog de eenvoudigste en minst kostbare. De heer Lijosman betoogt, dat het ijzeren hek niet de minste weelde verraadt. De meerdere uitgaven worden echter voor een deel veroorzaakt door het in orde brengen der zijmuren, omdat aanvankelijk slechts gerekend was op muren ter dikte van een halven steen. De heer Reigersman is er 'voor, dat niet meer worde uit gegeven dan strikt noodig is, doch spreker wijst er op, dat het hier geldt de glorie van Breda, shet Valkenberg®. Vol gens zijne meening zullen burgemeester en wethouders het voorstel niet gedaan hebben, dan na rijpe overweging en met de overtuiging, dat de ingang sierlijk behoort te zijn. Ofschoon sommigen hun onverdeelden bijval schenken aan plan a, kan spreker er zich niet mede vereenigenhij vreest dat de beplanting vóór den ingang een trechter zal vormen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 135