11 April 1896. 145 van den toestand dezer gemeente over 1895, vergezeld van de verslagen van de verschillende openbare inrichtingen alhier. De voorzitter stelt voor, op het voetspoor van vorige jaren, bedoeld verslag te doen drukken en vervolgens aan ieder der leden een exemplaar daarvan te doen uitreiken. Waartoe besloten wordt. 6. Adres in dato 31 Maart 1896 van A. F. D. Cuijle, echtgenoote van P. van ren Corput, daarbij met ingang van 1 April 1896 eervol ontslag verzoekende uit hare betrekking van gemeente-vroedvrouw, waartoe zij bij raadsbesluit van 16 Februari 1889 werd benoemd. De voorzitter stelt voor het gevraagde ontslag eervol te verleenen, te rekenen te zijn ingegaan 1 April 1896. Zonder bedenking wordt hiertoe besloten. 7. Adres van M. W. Andrea geboren Van Kooij te Breda, daarbij, naar aanleiding van het raadsbesluit van '21 Maart 1896, houdende wijziging der verordening, regelende de burgerlijke armenverzorging in deze gemeente, verzoekende te worden benoemd tot gemeente-vroedvrouw. De voorzitter vraagt, of de raad bereid is tot benoeming over te gaan, dan wel vooraf het gevoelen wcnscht te doen inwinnen van het burgerlijk armbestuur. De heer Heijlaerts acht het noodzakelijk, om zoo spoedig mogelijk tot eene benoeming over te gaan, te meer, wijl zooeven aan één der tegenwoordige titularissen ontslag is verleend, waardoor de werkzaamheden voor de overblijvende te omvangrijk worden. Wat de sollicitante aangaat, verklaart spreker, in zijne hoedanigheid van geneesheer, daaromtrent de beste getuigenissen te kunnen afleggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 145