-150
11 April 1896.
«te rekenen in te gaan met het jaar 1896, alle gemeente-
sambtenaren, aan wier ambt het kosteloos genot van woning
«verbonden is, vrij te stellen van het betalen der personeele
«belasting, voor zoover de eerste drie grondslagen betrelt,
«te wetenhuurwaarde, deuren en vensters, en haardsteden."
De voorzitter vraagt, of de raad bereid is het voorstel
in behandeling te nemen.
De heer Teychiné zegt, dat hij zich met het voorstel niet
kan vereenigen, omdat het hier geldt eene vermomde trak-
tementsverhooging en de traktementen van die ambtenaren,
waarfoe het voorstel betrekking heeft, ruimschoots voldoende
kunnen genoemd worden. Was bij de benoeming dier ambte
naren rekening gehouden, dat hun ook vrijdom van personeele
belasting zou worden toegekend, dan zou spreker gaarne zijne
goedkeuring schenken aan het voorstel. Nu dit evenwel niet
het geval is, meent spreker dat deze vrijdom onbillijk werkt
tegenover andere ambtenaren, die niet in het genot zijn van
vrije woning.
De heer Sciieltus had gaarne bij het voorstel eene opgaaf
aangetroffen, welke financieele gevolgen hieruit voor de ge
meente zouden voortspruiten. Nu is het stemmen in den
blinde. Behalve dat de gemeente hierdoor weer met zekere
uitgaven wordt belast, oordeelt spreker die uitgaaf voor
ambtenaren, wier bezoldiging 1200,en daarboven bedraagt,
geheel onnoodig. Zoolang geene opgaaf der kosten is gedaan
en geene wijziging in het voorstel is gebracht ten aanzien
van de hiervoor bedoelde ambtenaren, zal spreker ook tegen
het voorstel stemmen.
De heer Sassen sluit zich aan bij de beide vorige sprekers