11 April 1896.
157
de bevoegdheid hebben daartoe de noodige voorschriften te
geven en dat hiermede rekening zal woiden gehouden.
Na eene korte toelichting door den voorzitter
op eene vraag van den heer Bloemarts, betrekkelijk
het doen van bestratingen buiten en tusschen de
rails, wordt besloten de vergunning te verleenen
overeenkomstig de hiervoor genoemde ontwerp-be-
schikking en met inachtneming van de voorwaarden,
daarin vervat.
18. Plan tot verbouwing van de tusschenschool aan de
Boschstraat, met voorwaarden van aanbesteding en rapport
der bouwcommissie, dat het onderzoek der stukken tot geene
bemerkingen heeft aanleiding gegeven.
De voorzitter vraagt, of de raad kan besluiten om
burgemeester en wethouders tot de aanbesteding te machtigen.
De heer Sassen heeft bezwaren tegen de voorgenomen
verbouwing. Het geldt hier de uitvoering van het besluit van
den raad van 7 December 1895, doch toen de raad dit besluit
nam, verkeerde men in de onzekerheid, wat de Vincentius-
vereeniging voor het bijzonder onderwijs doen zou. Nu die
onzekerheid is opgeheven en door de Yincentius-vereeniging
binnenkort eene tusschenschool wordt geopend, zou spreker
het voor de gemeente eene onverantwoordelijke daad vinden,
wanneer men in deze een overijlden stap zou doen. Daarbij
komt, dat aan de kostelooze scholen zich hetzelfde plaatsgebrek
openbaart als aan de tusschenscholen, zoodat de gemeente
weldra in de noodzakelijkheid zal zijn om hierin te voorzien.
Spreker waarschuwt nogmaals met den móesten ernst tegen
de uitvoering van het voorgenomen plan, want het geldt
hier eene zaak van het grootste gewicht. Hij stelt derhalve
voor, om het plan tot verbouwing voorloopig aan te houden
en aan burgemeester en wethouders op te dragen een on
derzoek in te stellen naar het plaatsgebrek op de openbare
scholen en hieromtrent verslag uit te brengen aan den raad.