11 April 1896. 161 spreker onjuist, en de geopperde bezwaren tegen eene twaalf- klassige school evenmin afdoende, omdat dit stelsel ook door verschillende onderwijs-specialiteiten wordt voorgestaan. De heer Bloemarts verklaart, dat hij met belangstelling de discussiën over dit onderwerp heeft gevolgd, doch meent, dat de heer Sassen in zijn voorstel niet ver genoeg gaat. Gaarne wil spreker beginnen met te verklaren, dat het argu ment van reactie tegen een genomen raadsbesluit hem vol komen koud laat en dat het hem alleen te doen is om het beste te verkrijgen. Spreker zal niet meer in beschouwingen treden over het al of niet wenschelijke eener twaalfklassige school, doch verzoekt alleen akte te nemen van de verklaring- van den heer Van Dam, dat er vooralsnog geen vooruitzicht bestaat op eene bijzondere tusschenschool. Bij de behandeling der begrooting voor 1896 en ook in de memorie van toe lichting is aangetoond, dat er behoefte bestaat aan gelegenheid tot onderwijs op de tusschenscholen. Uit overweging, dat ook het bijzonder onderwijs daarin voorzien zou, werd toen besloten tot uitbreiding eener bestaande school, niettegen staande spreker toen reeds erop gewezen heeft, dat dit zou zijn half werk. Nu echter dat argument volgens de verklaring van den voorzitter der Vincentius-vereeniging vervalt, is het in het financieel belang der gemeente noodig, om te besluiten tot den bouw eener geheel nieuwe school. Spreker beroept zich op het gesprokene door den heer Rombouts, dat in de meest bevolkte streek der gemeente slechts ééne school bestaat' en dus daar behoefte is aan uitbreiding. Laat ons, zegt spreker, derhave besluiten om in die wijk eene school te stichten, zonder er nog eene bepaalde bestemming aan te geven, doch af te wachten, in welke richting het bijzonder onderwijs zich zal ontwikkelen. Een schoolgebouw behoudt steeds zijne waarde en wellicht zal de gemeente reeds binnen een half jaar genoodzaakt zijn, om toch eene nieuwe school te bouwen. Spreker stelt derhalve voor om de begrooting in dien zin te wijzigen, dat de betrokken post met ƒ13000,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 161