25 April 1896. 173 (Dit voorstel is in extenso opgenomen in de raads- n Aulen van 11 April 1896). De voorzitter zegt, dat, overeenkomstig het besluit der vorige vergadering, door burgemeester en wethouders aan dit voorstel de verlangde inlichtingen zijn toegevoegd, welke stukken bereids ter visie hebben gelegen, en vraagt of iemand der leden alsnog het woord daarover verlangt. De heer Teychinè zegt, dat hij, na inzage te hebben ge nomen van de door burgemeester en wethouders verstrekte inlichtingen, nog niet van zienswijze is veranderd en zijne bezwaren tegen het betrokken voorstel vermeent te moeten blijven handhaven. Spreker ziet hierin eene verhooging der traktementen onder zekeren vorm. Van eene gelijkstelling kan geen sprake zijn, anders hadden burgemeester cn wet houders voor alle ambtenaren eene evenredige verhooging hunner wedde moeten voorstellen. Ware die gelijkstelling dus het zuivere uitganspunt geweest, dan zou in het voorstel ook begrepen moeten zijn eene teruggaaf of vergoeding voor bedrijfsbelasting, zooals de directeur der gasfabriek geniet, en het kosteloos genot van water, zooals den boekhouder der gasfabriek en waterleiding is toegestaan. Spreker wensclit derhalve gecne verdere uitbreiding te geven aan de be staande vrijstellingen in het betalen van belasting, doch alleen die ambtenaren, die thans den hierbedocldcn vrijdom genieten, in liet genot ervan te laten, zoolang zij nog in den dienst der gemeente zullen zijn. De heer Scheltus zegt, dat hij hem, na inzage te hebben genomen vaN den staat van vrijdom, de vraag is gerezen, of daarop wel allo ambtenaren der gemeente, die vrije woning genieten, voorkomen, en op welken grond do vrij dom van personeele belasting aan de betrokken ambtenaren is toegekend. Spreker herinnert zich niet, dat die vrijdom berust op eenig raadsbesluit, ofschoon de raad toch het aan gewezen lichaam is, om hierover te beslissen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 173