•174
25 April 1896.
Zooals door den heer Teyciiiné is in 't midden gebracht,
geniet de directeur der gasfabriek vrijdom van bedrijfsbe
lasting. Dit feit was ook aan spreker bekend en het schijnt
eene compensatie te zijn voor de vroegere patentbelasting,
omdat die belasting ook door de gemeente werd betaald 1
iets, wat zeer natuurlijk was, want de patentbelasting drukte
op de zaak zelve. Spreker wenseht echter te vernemen op
welken grond en door welk lichaam aan den directeur der
gasfabriek tie tegemoetkoming in de bedrijfsbelasting is toe
gekend.
Wat nu het voorstel zelf betreft, gaat spreker mede met
de zienswijze van den heer Teyciiiné. De ongelijkheid, die
thans bestaat, zal door de aanneming van het voorstel nog
grooter worden. Overigens wenseht spreker de uitgaven der
gemeente tot het hoogst noodige te beperken en verzoekt
ten slotte aan den voorzitter eenig antwoord op de door
hem gestelde vragen.
De heer Sassen verklaart zich eveneens tegen het voorstel,
omdat, zooals door hem reeds in do vorige vergadering is in
't midden gebracht, liet hier eene nieuwe zaak geldt, ten
doel hebbende eene zekere traktementsverhooging. Spreker
had 1 iever een tegenovergesteld voorstel gezien, namelijk om
de bestaande vrijstellingen bij evcntueele vacaturen op te
heffen.
De heer Reigersman doet zich mede kennen als een tegen
stander van het voorstel, met het oog op de daaraan ver
bondon uitgaven en de onbillijkheid tegenover ambtenaren,
die geene vrije woning genieten. Spreker ziet in het voorstel
alleen eene verhooging van wedde, niet te rechtvaardigen
tegenover de andere ambtenaren, in dienst der gemeente.
De voorzitter, den heer Scheltus beantwoordende,
wijst er op. dat de voordooien, aan do verschillende betrek
kingen verbonden, steeds bij de oproeping van sollicitanten
wordt ter kennis gebracht en in zoover wel op eenig raads-