176
25 April 1896.
den ambtenaar, om een aangewezen buis te bewonen, past
het voor de gemeente niet, om anderen daarvan de lasten
te doen dragen. Het komt spreker voor, dat de ambtenaren,
die vrije woning genieten, allen gelijkelijk moeten worden
behandeld. De onderwijzers kunnen in dit geval niet op
dezelfde lijn worden geplaatst, omdat de gemeente volgens
de wet verplicht is aan de hoofden van scholen vrije woning
te verschaffen otwel eene vergoeding voor huishuur, waar
van het bedrag door gedeputeerde staten wordt bepaald. In dit
opzicht, meent spreker, behoeft de gemeente niet meer te
geven dan het rijk. Wenscht de raad de thans door sommige
ambtenaren genoten vrijdom van belasting te doen vervallen,
dan zal toch eene uitzondering gemaakt moeten worden ten
aanzien van den gemeente-apotheker, omdat de wet voor
schrijft, dat de apotheker moet wonen in het huis, waarin
de apotheek gevestigd is en de personeele belasting daarvan
toch bezwaarlijk ten laste van den apotheker kan worden
gebracht.
De heer Scheltus, de woorden van den heer Rombouts
tot de zijne makende, dat de gemeente niet meer behoeft
te doen dan het rijk, wijst erop, dat liet rijk niet handelt,
zooals thans door burgemeester en wethouders wordt voor
gesteld, daarbij als een voorbeeld aanhalende het kolossale
gebouw, dat den gouverneur der koninklijke militaire aca
demie tot woning wordt aangewezen en waarvoor hij zelf
de belasting moet betalen. Spreker herinnert zich niet, dat
in de oproepingen ooit sprake ik geweest van vrijdom van
belastingen. Hot argument, dat daarin elk jaar bij de vast
stelling der rekening wordt berust, acht hij niet afdoende,
want bij het nauwlettendste onderzoek ontsnapt er wel eens
iets aan het oog, waarin niet berust had mogen worden.
De voorzitter voegt er nog aan toe, dat bij evrentueéle
vacaturen, de voordeden aan de betrekking verbonden, voor