25 April 1896. -179 Ilet ter plaatse aanwezig zijn eener wissel is reeds aanleiding geweest, dat in het vorig jaar aldaar een ongeluk viel te betreuren. De heer Sciieltus repliceerende, zegt, dat in de memorie van toelichting van burgemeester en wethouders alleen wordt gewezen op het gevaar voor rijtuigverkeer. Spreker wijst er verder op, dat op het Beursplein te Rotterdam, waar zoovele trammen rijden en het personenverkeer zeer druk is, nog nooit ongevallen zijn voorgekomen. De heer Bloemarts kan zich ten volle met het voorstel van burgemeester en wethouders vereenigen en meent zich te moeten verzetten tegen het nemen eener proef, die alleen door een ongeluk zou kunnen worden opgelost. Het voorstel van burgemeester en wethouders, om de vergunning te verleenen op de door het college gestelde voorwaarden, wordt alsnu in stemming gebracht en aange nomen met algemeene stemmen. Zijnde alzoo besloten, met intrekking van het raadsbesluit van 2! December 1895, aan Christiaan Frederik Loder in zijne hoedanigheid vari directeur der Zuider-stoomtramwegmaatschappij gevestigd te Breda, tot wederopzegging, doch hoogstens tijdens den duur der concessie van de Zuider-stoomtram- wegmaatschappij, vergunning te verleenen a. tot aanleg van een tramspoor op het Stations plein, verbindende het tramspoor van den Zuid- Nederlandsche-stoomtramweg met het tramspoor van den Zuider-stoomtramweg, aanvangende op 10,25 M. ten westen van het midden van het stationsgebouw van den Staatsspoorweg en ein digende op 17 M. oostelijk uit het midden van dat gebouw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 179