9 Mei 1896. 199 houdens goedkeuring van de gedeputeerde staten van Noord- Brabant, in de begrooting voor den dienst 1896 af te schrijven van hoofdstuk VIII, art 1 (onvoorziene uitgaven), een bedrag van f 500,en deze som over te schrijven op hoofdstuk I, art. 8a der uitgaven (jaarwedde van den commissaris van politie). Zonder bedenking wordt de voorgestelde wijziging der begrooting, dienst 1896, goedgekeurd. 10. Ontwcrp-besluit met betrekking tot den vrijdom van rijks-personeele belasting van ambtenaren, die in het kosteloos genot zijn van woning, van den volgenden inhoud: »De raad der gemeente Breda-, «Overwegende, dat in de openbare raadsvergadering van «25 April 1896 verworpen is het voorstel, om, te rekenen »in tc gaan met het jaar 1896, alle gemeente-ambtenaren, «aan wier ambt het kosteloos genot van woning verbonden »is, vrij te stellen van het betalen der personeele belasting, «voor zoover de eerste drie grondslagen betreft, te weten: «huurwaarde, deuren en vensters, en haardsteden; «Overwegende, dat het wenschelijk is dit punt op vasten «grondslag te vestigen, in verband met de omstandigheid, «dat ettelijke ambtenaren de voorbedoelde vrijstelling genieten «besluit a. «Onder het genot van vrije woning, toegekend aan eenige «gemeente-ambtenaren, wordt enkel verstaan het niet «betalen aan de gemeente van huur voor de bewoning «van het pand. «Alle belastingen, welke aan de bewoning van het pand «verbonden zijn of zullen worden, komen ten laste van «den ambtenaar, uitgezonderd de grondbelasting. «De bepalingen van het burgerlijk wetboek omtrent «huurders zijn van toepassing op de bewoners der panden- «Aan den gemeente-apotheker wordt 50 ten honderd «vergoed van de rijks-personeele belasting voor zoover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 199