9 Mei 1896.
203
jongste regeling zijner jaarwedde heeft het ongetwijfeld in
de bedoeling der commissie gelegen, dat aan dien ambtenaar
vrijdom van belasting, evenals aan andere ambtenaren, zou
worden toegekend.
De heer Teychiné ontkent niet de mogelijkheid, dat het
de bedoeling der commissie is geweest, om den heer Berndes
ook vrijdom van belasting toe te kennen, doch bij den raad
is hiervan niets bekend. En waarom is dat genot dan niet
in ,de verordening opgenomen, vraagt spreker.
De heer Bloemarts zegt, dat hier de vraag geldt of de
twee ambtenaren de heeren Waals en Berndes onder
dezelfde omstandigheden verkeeren als de overige, in het
betrokken ontwerp-besluit vermeld. Bij burgemeester en
wethouders bestaat dienaangaande eemge twijfel en daarom
is het voorstel door hen gesplitst. En nu moge door sommige
commissiën ten behoeve van enkele ambtenaren concessiën
gedaan zijn, dan kan dit nog geene reden zijn, om die
concessiën onvoorwaardelijk aan te nemen, al is daarin eene
zekere onbillijkheid gelegen voor de betrokken ambtenaren.
Het komt spreker voor, dat er dan wel een andere weg is,
om aan die onbillijkheid tegemoet te komen en tevens een
zuiveren toestand in het leven te roepen. Toen de heer
Waals in de Zwaanstraat woonde, genoot hij geen vrijdom
van belasting. Dat men hem later dien vrijdom toekende,
toen hij in den watertoren woonde, kan geen reden zijn, om
dien vrijdom te bestendigen. Integendeel vindt spreker
thans in zijne woning eene voldoende compensatie voor
dien vrijdom, omdat die woning zooveel beter is geworden.
Acht men de traktementen te gering, dan zou spreker in over
weging willen geven, dat door burgemeester en wethouders
een voorstel tot verhooging dier wedden worde ingediend.
De heer Reigersman verklaart, dat hij zich reeds in de
vorige vergadering heeft doen kennen als een tegenstander,