210 9 Mei 1896. »minder, als de meerdere kosten door eene provinciale subsidie «kunnen gedekt worden. «Goede leerkrachten zijn het voorname criterium voorden «bloei der school en ook die krachten worden beheerscht «door het bedrag der bezoldiging. «Kan de school over ruimere geldmiddelen beschikken, dan «kan zij zich het behoud of het verkrijgen van goede leer- «krachten meer verzekeren, en de vruchten daarvan komen «voor het grootste deel ten bate van de eigen leerlingen der «gemeente, want zij zijn numeriek het talrijkste. «Door het toelaten van buitenleerlingen zal en mag niet «het minst te kort gedaan worden aan de leerlingen uit s> Breda. Zij blijven de rechthebbenden met. uitsluiting van alle «andere leerlingen. De buitenleerlingen vervullen dan ook en «zullen ook nooit anders vervullen dan de onbezette plaatsen. «Zou de provinciale subsidie geweigerd worden, dan eerst, «dunkt ons, is er gegronde re.len de buitenleerlingen te weren. «Wij gelooven niet dat de toekenning van provinciale subsidie «ertoe zal leiden, dat het provinciaal bestuur zich mengen «zal in het beheer der school. «Ook voor de teekenschool wordt subsidie van de provincie «ontvangen, zonder dat haar bestuur zich bemoeit met de «huishoudelijke regeling dier school. «Maar zon dit anders zijn en zouden voorwaarden aan de «subsidie verbonden worden, die te veel in de integriteit van «het beheer zouden ingrijpen, dan bestaat nog altijd de ge- «legenheid de subsidie onder zulke voorwaarden niet aan te «nemen. «Ons advies is alzoo, om de provinciale subsidie ten behoeve der ambachtsschool aan te vragen». De voorzitter zegt, dat dit punt in de vorige vergade ring is aangehouden. Spreker stelt de zaak opnieuw aan de orde en zal gaarne het woord verleenen aan de leden, die hun verlangen daartoe kenbaar maken. De heer Bloemarts zegt, dat door hem in de vorige ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 210