9 Mei 1890. 211 gadering uitstel van behandeling dezer zaak is verzocht, ten einde een nader onderzoek te kunnen instellen en omdat bij hem de vrees bestond, dat de gemeente, door het aanvaarden eener subsidie, zich zou moeten binden. Na bekomen in lichtingen, zoowel van den directeur der ambachtsschool als van verschillende andere personen, is die vrees bij spreker voor een groot deel weggenomen. Hem stond voor den geest, dat door het stellen van zekere voorwaarden de subsidie te bezwarend zou worden, doch waar andere provinciën aan het verleenen van subsidie voor am bachtsscholen geene bezwarende voorwaarden verbinden, mag ditzelfde ook met grond van deze subsidie-aanvrage worden verwacht. Het spreekt van zelf, dat de snbsidieering ook medebrengt de verplichting tot toelating van leerlingen uit de provincie, doch wanneer dit geene inmenging in het beheer of het bestuur der school zou tengevolge hebben, kan spreker zich met de subsidieering wel vereenigen. In geen geval bestaat er eenig bezwaar om de subsidie aan te vragen, omdat de raad, wanneer de voorwaarden niet aannemelijk mochten zijn, er altijd nog voor bedanken kan. De heer Rombouts begint met te verklaren, dat hij met zeer veel genoegen van de stukken heeft kennis genomen, omdat daaruit blijkt, dat de Bredasche ambachtsschool niet alleen uitstekend is ingericht en goed wordt beheerd, maar ook omdat zij cene gelukkig geslaagde onderneming mag genoemd worden en de gemeente alzoo dankbaar op den stichter mag terugzien. Doch hoe schoon dit alles moge worden voorgesteld, heeft de zaak toch ook eene schaduwzijde. Toen indertijd in deze gemeente besloten werd tot veran dering van de eischen tot toelating aan de hoogere burger school, gingen er stemmen op, die meenden, dat de toename van het aantal leerlingen zoo groot zou worden, dat ze ons in moeielijkheden zou brengen. Een hunner naar spreker meent de heer Sassen, lid van de eerste kamer eindigde zijne beschouwing met de vraag, of het niet beter voor de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 211