9 Mei 1896. 217 Toen de ambachtsschool alhier werd opgericht, was er eene zekere oppositie onder de werkgevers, omdat zij meenden, dat het onderwijs door hen evengoed kon worden gegeven. Later echter bleek, dat de vruchten, die de ambachtsschool oplevert, goed zijn en dat de werkgevers van de leerlingen dier school gediend willen zijn, omdat zij de overtuiging be zitten, dat zij een systematisch ontwikkelden en goed onder wezen jongeling in hun dienst krijgen. Ook mag het een verblijdend verschijnsel genoemd worden, dat' de commissie voor de ambachtsschool altijd eene ruime opvatting heeft gehad van hare taak, door ook de buiten leerlingen op de school toe te laten en waardoor eene weldaad is bewezen aan den werkman in het algemeen. Of nu eene subsidie door de provincie zal verleend worden, is een open vraag, doch spreker ziet er geen gevaar in haar aan te vragen', omdat ook aan de subsidie voor de teeken- school geene voorwaarden verbonden zijn. De heer Rombouts wenscht den heer Sciieltus er opmerk zaam op te maken, dat hij de ambachtsschool niet bij andere wil achterstellen en niet van ongerechtigheden heeft gesproken, die aldaar zouden plaats hebben. Ook zijn door spreker geene gefingeerde cijfers genoemd, maar cijfers, ontleend aan de officieele bescheiden, die ons allen ten dienste staan. De vraag, of de gebouwen bij een getal van 200 leerlingen nog voldoende zullen zijn, kan wel ontkennend beantwoord worden, want reeds het vorig jaar heeft men de lokalen moeten uit breiden. Het argument, dat men de subsidie later altijd kan weigeren, acht spreker niet afdoende, want men kan in omstandigheden verkeeren, dat die subsidie niet meer gemist kan worden. Zooals de toestand thans is, hebben wij geen subsidie noodig; we kunnen vrijgevig blijven ten opzichte der buiten leerlingen en het behoeft geenszins de bedoeling te zijn, om de niet door Bredasche leerlingen bezette plaaatsen te laten ledig staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 217