224 9 Mei 4896. «meer mocht blijken, dat zij door de administratie van de •»bank aan het stedelijk bestuur, i. c. den gemeenteraad, zijn «aangeboden. «Thans zou men kunnen meenen, dat zij door den directeur «zijn aangeboden". De voorzitter dankt de commissie en in 't bijzonder haren rapporteur voor het uitgebracht verslag en stelt voor die rekening goed te keuren en de geopperde bedenkingen aan het bestuur der betrokken instelling mede te deelen. Waartoe besloten wordt. De v o o.r zit ter en de heer mr. IngenHousz, respectievelijk voorzitter en lid der commissie van de bank van leening, wenschen geacht te worden niet tot dit besluit te hebben medegewerkt. 4. Door den heer Sciiei.tus wordt namens de commissie, belast geweest met het onderzoek der rekening van het gesticht voor R. K.-oude vrouwen over 1895, het volgend verslag uitgebracht: «Bij het nazien van boven aangegeven rekening werd de «wenschelijkheid uitgesproken, dat uit de over te leggen «bescheiden voortaan meer mocht blijken, dat zij door regenten «aan den raad zijn ingezonden. «Thans zou men kunnen meenen, dat zij door den rent- •»meester zijn ingezonden. «Bewijsstuk n11. 1 is niet geteekend, gestempeld of op eenige «wijze gemerkt. «In de lijst van ontvangsten: October 1895, Laurijssen, «komt een bedrag van 1212,65 voor, welke voor de com- «missie niet duidelijk was. «Quitantie nO. 95 is niet geteekend". De voorzitter dankt de commissie en in 't bijzonder haren rapporteur voor het uitgebracht verslag en stelt voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 224