Ml) Mi:i 18U13. De voorzitter stelt voor deze stukken te stellen in handen eener commissie van drie leden tot onderzoek en het doen van verslag daaromtrent aan den raad. Nadat de raad zijn verlangen heeft te kennen gegeven, dat de leden dezer commissie door den voorzitter zullen worden aangewezen, worden door dezen als zoodanig benoemd de heeren A. J. A. Verschkaaue, mr. W. IngenHoüsz en mr. M. P. M. van Dam. Deze commissie zich tot dat einde verwijderd hebbende, wordt de vergadering voor een oogenblik geschorst. Het onderzoek afgeloopen zijnde en na heropening dei- vergadering, rapporteert de commissie, bij monde van den heer Van Dam, dat de overgelegde stukken in de vcreischte orde zijn bevonden en mitsdien tot toelating van genoemd raadslid wordt geconcludeerd. De voorzitter dankt de commissie en in 't bijzonder haren rapporteur voor het uitgebracht verslag en stelt voor. om overeenkomstig de conclusie van gemeld rapport tot toe lating van den heer A. .1. Rees, als raadslid, te besluiten. De heer Bloemarts maakt de opmerking, dat bij de stukken niet is overgelegd de verklaring, bedoeld in artikel 13 dei- gemeentewet, dat de heer Rees zijne benoeming heeft aan genomen. Ofschoon spreker wel gelooft, dat aan die formaliteit zal zijn voldaan, meent hij toch, dat die verklaring bij de stukken behoort. De heer Van Dam is van oordeel, dat die verklaring niet behoort tot de stukken, die de benoemde nevens zijne ge loofsbrieven aan den raad moet overleggen. De hierbedoelde verklaring' moet worden afgegeven aan burgemeester en wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 230