30 Mei 1890.
237
Liever zou spreker een bedrag van 2 a 300 000 gulden
willen voteeren voor een kanaal, waarbij de Bredasche belangen
werkelijk gediend zijn. Ten opzichte van de onderwerpelijke
zaak had spreker echter een ander voorstel. Het is nu on
geveer 0 jaren geleden, dat Breda een bedrag van 100 000,
beschikbaar stelde voor den aanleg van bet betrokken kanaal
en nog steeds is daaraan geen begin van uitvoering gegeven.
Spreker wensclit derhalve voor te stellen, dat de raad besluite
ilie bijdrage in te trekken, wanneer niet binnen een zekeren
vooraf te bepalen termijn met de uitvoering van het werk is
begonnen. Anders blijft de gemeente steeds gebonden aan
bare toezegging. In ieder geval zal spreker stemmen tegen
liet zenden van een adres van adhaesie overeenkomstig het
verzoek van bet gemeentebestuur van Tilburg.
De voorzitter wijst erop. dat bet voorstel van den vorigen
spreker tot intrekking der subsidie thans geen punt van over
weging kan uitmaken, omdat, volgens de bepalingen van het
reglement van orde, dat voorstel schriftelijk had moeten
zijn ingediend. Wat overigens liet verzoek van de gemeente
Tilburg betreft, wensclit spreker zich ook in deze van adhaesie
te onthouden. Verder wijzende op de uitvoerige besprekingen,
die aan liet besluit tot toekenning van subsidie zijn vooraf
gegaan, gelooft spreker, dat de toegezegde bijdrage van
100 000,het beste bewijs is van adhaesie, die de raad
geven kan.
Wanneer de heer Van Dam de strekking van het Til-
burgsch adres goed begrijpt, dan is liet alleen te doen om
een kanaal te krijgen, zooals oorspronkelijk is geprojecteerd.
De minister schijnt evenwel liet oog gevestigd te hebben op
een kanaal van mindere uitbreiding, omdat hij meent, dat de
scheepvaart in deze streken van minder belang is en alleen
de landbouw er mede gediend wordt. Ook heeft de minister
erop gewezen, dat Breda geene behoefte heeft aan liet scheep
vaartkanaal, als zijnde reeds met de groote vaart verbonden.