:S0 Mei 1896.
eener juiste beslissing zou zijn. wanneer het adres van Tilburg
kon worden voorgelezen. Spreker meent, dat liet de bedoe
ling- is, dat bet rijk liet werk zal uitvoeren met medewerking-
van de provincie en de belanghebbende gemeenten, en geheel
overeenkomstig het eenige en oorspronkelijke ontwerp. Waar
Tilburg een adres indient en daarbij Tilburgsclie belangen
op den voorgrond stelt, belet zulks niet, dat Breda dit adres
kan ondersteunen, wanneer bij de totstandkoming van liet
werk ook de Bredasche belangen betrokken ziju.
De heer Sassen wensclit te vernemen in welk stadium de
zaak verkeert, waarop de voorzitter hem doet opmerken,
dat dit aan het in behandeling zijnde onderwerp geene ver
andering kan teweeg brengen.
Alsnu wordt in stemming gebracht liet verzoek van het
gemeentebestuur van Tilburgom adhaesie te verleenen aan
het door dat bestuur aan den minister van waterstaat, han
del en nijverheid gericht adres in zake den aanleg van liet
ontworpen scheepvaartkanaal, hetwelk met 11 tegen 7 stem
men toestemmend wordt beantwoord.
Vóór stemden de heeren Van Dam. Versciiraage. Ingen-
Housz, Heiji.aerts, Bloemarts, Scheltus, Lijdsmax, Nelissen.
Van Hal, Reigersman en Vreede.
Tegen waren de heeren Van Aken, Teychine, Rombouts,
Sassen, Van Dongen, Math on en de voorzitter.
11. Schrijven in dato 29 Mei 1896 van het bestuur der
Bredasche harddraverij- en renvereeniging, daarbij mededeeling
verzoekende, met welk recht de gemeente-ontvanger heeft
kunnen goedvinden, om de door die vereeniging op 6 April
1896 gehouden meeting te rangschikken als te behooren tot
eene tooneelvertooning of andere openbare vermakelijkheid,
waarvoor volgens de verordening van 23 Mei 1891 belasting-
verschuldigd is; onder aanhaling verder van de gronden.