30 Mei 1806.
verzoek aangemerkt, dan behooit het op zegel gesteld te zijn.
Beschouwt men het schrijven als eene gewone missive, dan
mag de raad in deze zaak niet van advies dienen.
De kwestie van zegel weegt in dit opzicht niet zwaar,
meent de voorzitter, omdat meh het adres beschouwen
kan als eene reclame tegen den aanslag in de plaatselijke
belastingen.
De heer Bloemarts wenscht zijn voorstel eenigszins nader
te formuleeren. De fout schuilt in du omstandigheid, dat
het betrokken bestuur zich tot een college wendt, dat niet
bevoegd is te oordeelen over de rjaarin uitgedrukte kwestie.
Spreker wenscht. derhalve aan het betrokken bestuur te doen
mededeelen, dat het niet op den weg van den raad ligt, om
te beoordeeleu in hoever de gehouden wedrennen vallen in
de termen van de betrokken belastingverordening.
Het voorstel van den heer Bloemarts, voldoende onder
steund, wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen
met 16 tegen 1 stemmen.
Vóór stemden de heeren Van Aken, Teyciiiné, Versciiraagf,
IngenHousz, Hei.tlaf.rts, Bloemarts, Romrouts, Scueltus,
Sassen, Ltjdsman. Nelissen, Van Dongen, Van Hal. Rei
gersman. Matiion en Viïeede.
Tegen was de heer Van Dam.
De voorzitter, als zijnde bestuurslid van de Bredasche
harddraverij- en renvereeniging, had zich bij deze stemming
van medestemmen onthouden.
12. Bezwaarschriften van ingezetenen tegen hunnen aan
slag in den lioofdelijkèn omslag dezer gemeente, dienst 1895
De voorzitter stelt voor deze adressen in besloten ver
gadering te behandelen.