30 Mei 1896. iïvaii inrichtingen voor middelbaar en hooger onderwijs, niet Dzeldcn ook voor uilgaren van kunst en wetenschap, welke ytèvenwel vaak uitsluitend of voor een zeer groot deel ten •«nutte van de meer gegoede bevolking strekken. «Alhoewel ik oji mijne boven aangehaalde brieven geener- »lei antwoord mocht ontvangen en er ook geen effect van »zag, kan ik tocli nog niet aannemen, dat de stem der wet uen de wenschen der bevolking op den duur bij uwe verga- )>dering geen gehoor zouden vinden. Het zou mij een harde oplicht zijn tegenover de stad mijner inwoning, waar toch «voor het onderwijs in 't algemeen zooveel gedaan wordt, «toepassing van een der laatste alineën van art, 18 der wet »te moeten vragen". De schoolopziener in hel district Breda II. TH. VAN DER GRINTEN. De voorzitter, dit schrijven aan de orde stellende, zegt, dat na de vele discussion, die in den kaatsten tijd ten opzichte der onderwijskwestie hebben plaats gehad, door burgemeester en wethouders de toezegging is gedaan, dat, voor het geval in de maand Augustus aanstaande dezelfde toestand mocht blijven bestaan, dit college alsdan de noodige voorstellen ter Verbetering van dien toestand bij den raad zou indienen. Die woorden blijven burgemeester en wethou Iers gestand en bij de behandeling der eerstvolgende begroot'ug kan dit on derwerp alsdan een punt van overweging uitmaken. De heer Rombouts wenscht eene kleine wijziging gebracht te zien in hetgeen door den voorzitter is in het midden gebracht. In de maand Augustus zal men den toestand nog niet zuiver kunnen beoordeelen, omdat men eerst behoort af te wachten de opening van de bijzondere school aan de Leuvenaarsstraat. Spreker meent, dat de maand Augustus in de vergadering van '21 April j.l. ook niet is genoemd, maar dat alleen gewezen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1896 | | pagina 246